woensdag 30 maart 2011

Streep eronder

De laatste weken worstel ik ergens mee. Nou worstel ik altijd wel ergens mee, voornamelijk met mezelf, maar dit gaat over schrijven.

Het was me al opgevallen dat mijn behoefte aan schrijven de laatste weken ver te zoeken is, zelfs in mijn dagboek. Dat maakte me wat onrustig, een beetje argwanend zelfs, maar ik realiseerde me pas echt dat er wat gaande is, toen ik een fragment las uit het boek ‘En wat als dit liefde is’ van Sophie van der Stap. De hoofdpersoon beschrijft op een gegeven moment de beperking van taal, de Westerse taal met name en dan vooral als het gaat om het uitdrukken van de beweeglijkheid van het leven. Sterker nog, ze stelt dat het geringe aantal werkwoorden dat onze taal kent, ten opzichte van het aantal zelfstandig naamwoorden en vergleken bij bijvoorbeeld het Chinees, iets zegt over onze Westerse kijk op het leven. Namelijk een focus op stilstaande zaken. Terwijl de Chinezen zich zowel in hun taal als in hun levensvisie veel meer richten op beweging.

Het was zo’n stukje tekst wat je het liefst zou onderstrepen, omdat het zo ontzettend waar is of zo'n mooie beschrijving van wat er in jezelf leeft. Je voelt dan een bijna onbedwingbare behoefte om het te markeren, want dit móet je onthouden, in je opnemen, door laten dringen tot de diepste krochten van je bewustzijn om het nooit meer te vergeten. En mocht dat toch gebeuren, dan is dankzij die streep de kans groter dat toch ooit je oog er weer op valt.

Dat strepen doe ik inmiddels toch maar niet meer, wetende dat ik een volgende keer weer iets heel anders ontzettend waar of mooi kan vinden, terwijl het toen vol vuur onderstreepte gedachtengoed tegen die tijd waarschijnlijk wordt afgedaan als achterhaald, voor de hand liggend, vanzelfsprekend. Een boek lezen gaat immers om jouw ervaring op dat moment bij wat je leest. Bovendien vermoed ik dat dit zo’n boek is waarbij streepvragende stukjes tekst zich om de haverklap voordoen. En een half onderstreept boek leest niet erg lekker.

Het maffe is dat terwijl ik dit typ, ik de clue van deze blog en daarmee het antwoord op mijn worsteling al weer inzie (zie straks punt drie aan het eind), terwijl ik tien woorden geleden nog geen flauw idee had waar dit verhaal naar toe gaat. En dat dat meteen nóg een antwoord en clue op zich is (zie punt twee aan het eind). Je kunt me nu niet meer volgen, maar lees toch maar door en niet vooruit, het komt goed.

De worsteling die het denkbeeldig onderstreepte stuk tekst haarscherp duidelijk maakte was: mijn onmacht om de grootsheid, complexiteit en veelheid van het leven in woorden te vangen. Het onvermogen om een gevoel, ervaring of waarneming op te schrijven zoals het werkelijk was. Neem de pijn, het gevecht, de levenslessen en de overwinning van mijn burnout. Ik wil er dolgraag ooit een boek over schrijven. Maar tegelijkertijd vraag ik me af: hoe kan ik ooit onder woorden brengen hoe het was? Hoe kan ik ooit een artikel of boek schrijven over welke ervaring van wie dan ook, die recht doet aan die ervaring? Sommige, nee veel, nee de meeste, nee misschien wel alle ervaringen, van hele kleine tot hele grote, kun je niet vertalen naar een setje letters, semantiek en grammatica. Dus waarom zou ik het proberen, laat staan publiceren?

Simpel, om drie redenen. Eén: om dezelfde reden waarom ik dit blog schrijf, namelijk omdat het in me opborrelt en er gewoon uit moet. Twee: omdat ik al schrijvende nieuwe inzichten opdoe, schrijven is soms een andere, ondersteunende manier van denken. Drie: omdat in elk stukje tekst wel woorden of zinnen staan die op enig moment, door enig persoon, in gedachten of misschien zelfs wel op papier, onderstreept worden.

Goh, heb ik toch weer wat geschreven.

maandag 28 maart 2011

zondag 20 maart 2011

Websperiment

M'n eerste zelf uitgeknipte en vormgegeven, bewegende 'mouse-over image':

www.mariekevissers.nl (muis over de reiger!)

zondag 13 maart 2011

Majestueuze witte klokjes

Goddelijke witte klodder

Feest was het vroeger bij ons thuis als mijn moeder op een gewone zondag na de aardappels, vlees en groente een pak chocoladevla en een maatbeker vol versgeklopte slagroom op tafel zette. Het vooruitzicht op zo’n goddelijke witte klodder in het midden van het kommetje doordeweekse pap deed mij, mijn broertje en mijn vader misschien nog wel het meest, likkebaarden. Zes paar ogen volgden gespannen de lepel waarmee mijn moeder de wolkjes zoete room verdeelde. Want als iemand meer kreeg dan jij, dan lag daar een kans om je eigen portie te laten uitbreiden, hetzij door een kleine toegift van moeder, hetzij door de ongelijkheid eigenlepelig glad te scheppen.

Na drie flinke scheppen en een kleinere voor mijn moeder ging de maatbeker dan driekwart leeg de koelkast weer in, gevolgd door zes teleurgestelde ogen. “Dan hebben we morgen ook nog wat.” Maar wie maalt er om morgen als je voor de uitdaging staat die ene schep slagroom over de veelvoud aan lepels vla te verdelen? Alsof we cocaïne aan het versnijden waren werden de schepjes slagroom afgepast. Het was zaak om genoeg slagroom over te houden voor de laatste happen zonder al te veel concessies te doen aan de smaakbeleving van de eerste. Dat lukte de ene keer beter dan de andere, maar onze leergierigheid was in dezen groot. Zelfs het restkloddertje dat op maandag onze pap sierde werd op den duur vakkundig door ons uitgebaat. We genoten, maar bleven steevast achter met een gevoel van onvervuld verlangen.

Mijn lief heeft ongeveer hetzelfde jeugdtrauma overgehouden aan vla en slagroom. Vandaar dat we, nadat we samen de herinnering eenmaal toe durfden te laten, ons gemis direct gecompenseerd hebben met zo’n zelfde portie slagroom, maar dan voor ons tweeën en het mocht in één keer op. Zij aan zij klopten we ons witte goud, de één goed oplettend dat de ander niet te lang doorklopte en de ander goed oplettend dat de één niet uitschoot met de suiker. De slagroom werd perfect, precies dik, zoet en luchtig genoeg. Daar zaten we dan, ieder met een bak vla, bedolven onder een lawine van slagroom. Het kostte geen enkele moeite om elke hap in al zijn volheid naar slagroom te laten smaken. En toch, het bracht niet het genot van vroeger. Was het de nostalgie die ontbrak? Was onze herinnering na al die jaren de realiteit ontstegen?

Gisteravond hadden we toch weer eens pap met slagroom. En omdat de kas even wat aan de krappe kant is, leek het ons verstandig om het toetje inclusief slagroom over twee dagen te verdelen. “Dan hebben we morgen ook nog wat.” Daar was ie weer, de goddelijke witte klodder. Met minuscule hapjes lepelden we het naar binnen. Bij elke hap was daar weer het verlangen naar de volgende, de hoop dat ook daar de volle, zoete smaak weer door die van de vla heen zou breken. En de zorg of er wel genoeg overbleef tot de laatste hap. Het genot was als vanouds.

Het is echt waar: alles krijgen wat je hartje begeert maakt niet gelukkig. Als iets dat bewijst, dan is het wel chocoladevla met slagroom.

Geborgenheid

De eerste

Afgelopen zaterdag. De eerste keer buiten zonder jas. De eerste lunch op het bankje voor ons huis. De eerste rups tussen de planten. De eerste bij op de laatste heidebloemen. Op zulke dagen komt de kracht van het leven naar de oppervlakte en mag je haar even aaien.

Ook de eerste huisvlieg, ongetwijfeld paraat om zijn nageslacht ergens tussen onze meubels te nestelen. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om hem plat te meppen en heb hem zachthandig gevangen en buiten gezet. Daarna de eerste joekel van een mug. Tja...

zaterdag 5 maart 2011

Eigenlijk taalgebruik

Het is eigenlijk niet aan mij om me te wagen aan taalkunde. Ik heb hier immers niet voor gestudeerd. En ook al noem ik mijzelf schrijver, zelfs in de nieuwe spelling heb ik me nooit verdiept. Taal moet wat mij betreft vooral mooi en functioneel zijn. Regels vind ik niet zo belangrijk. Des te amusanter is het om af en toe zelf na te denken over wat we zeggen met wat we zeggen.