Ik heb een tuin. Een ware Hof van Eden. De grond is zo vruchtbaar, dat alles er wel wil groeien. Er staat een eeuwenoude eikenboom om onder te schuilen. En fris, jong gras om in te stoeien. In het midden, tussen de madeliefjes, bevindt zich een waterput waar je, snikhete zomers of kraakvriezende winters, je dorst kunt lessen. Van daaruit lopen paden alle windrichtingen op. Waar je ook gaat, er is altijd iets te doen of te ontdekken.
Zo is er, verstopt achter een beukenhaag, het hoekje met de schommel, waar je onbezorgd kunt spelen. Als je heel hoog schommelt, kun je de hemel bijna raken en is ineens alles mogelijk. Je kunt dan ook de beek zien die verderop langs een berkenbosje kabbelt. De stroming voert de mooiste gedichten en verhalen met zich mee uit verre oorden waar bijna nooit mensen komen. Ik zit daar graag om ernaar te luisteren en soms schrijf ik ze op.
Meer naar het noorden ligt, omgeven door braamstruiken, de moestuin, vol exotische en vergeten groenten die je alle energie geven die je nodig hebt. Het gereedschap voor het onderhoud staat in het schuurtje ernaast. En als je na de gedane arbeid je buik rond gegeten hebt, kun je in de boomgaard een sappig toetje vinden en daarna een dutje doen in de hangmat. Het is er heerlijk stil. Je hoort alleen het ruisen van de wind, die je zachtjes heen en weer wiegt.
Mocht je behoefte hebben aan gezelschap, dan is er bij de tamme kastanjeboom een vuurplaats, om je buren of toevallig passerende reizigers te ontmoeten en met hen van gedachten te wisselen. Over de wijsheden die de bloemenfontein je heeft ingefluisterd. Of over de prachtige gekleurde vogel die op het randje ervan zat te fluiten. En kom je iemand tegen met wie je samen het liefdespad wilt bewandelen, dan vind je aan het eind daarvan, voorbij de rozenboog, een prieel. Ik kan je uit ervaring vertellen dat het er heel romantisch is.
Je begrijpt wel, zo'n tuin vergt nogal wat onderhoud. Zoveel moois laten bloeien en groeien is hard werken. Je kunt het dan ook nooit helemaal goed doen. Er is altijd wel een hofje dat te lang verwaarloosd wordt, of een struik die dreigt weg te kwijnen. Zelfs de meest degelijke bouwsels storten ooit in elkaar. Maar er is nooit reden tot paniek. Want de levenskracht van de tuin is taai. Mocht er toch ergens een leven sterven, dan begint op diezelfde plek al snel weer een nieuw. Elk jaar wordt het herfst en verdort de hele boel. Stormen teisteren gewassen en gebouwen. Maar het wordt ook altijd weer lente. Werkend in de stralende zon is elk hek te repareren. Zolang ik er met al mijn liefde goed voor zorg, bruist de tuin van leven.
Waar deze bijzondere tuin ligt? Ergens op de grens van mijn lichaam en ziel. Bezoekers zijn van harte welkom. Maar de TomTom weet het meestal niet te vinden.