In hoog tempo wandel ik mijn dagelijkse kalmeringsronde door de polder. Om me heen zakt de natuur steeds dieper weg in een ijzige stilte. De zwanen bewegen nauwelijks om zo hun energie te sparen. De koeien herkauwen driemaal zo traag het gras dat steeds schaarser wordt omdat het niet meer groeit. Het altijd zo beweeglijke water staat bijna stil. En zelfs de wind laat de laatste hardnekkige bruine bladeren aan de bomen met rust. Ook al schijnt heel de dag de zon, de donkerste dagen van het jaar zijn aangebroken. Na het onstuimige loslaatproces van de herfst, komt alles nu van nature tot stilstand, keert naar binnen, om zich in alle rust voor te bereiden op het moment waarop groei en bloei weer aan de orde zullen zijn. Dat moment zal zeker komen. Maar nu nog niet.
Ook mijn lijf heeft behoefte aan opslomen. Maar mijn geest
verzet zich hevig. Er zijn zoveel ideeen die ik uit wil voeren. Er is zoveel te
leren. Er ligt een hele voorraad nieuw materiaal dat gebruikt moet worden. Ik
heb net een plan van aanpak gemaakt dat vraagt om actie. En met dat alles heb
ik heel veel haast. Want ik moet zo snel mogelijk leren om de allermooiste
kunst van de wereld te maken. Er is geen tijd voor een winterslaap. Niet nu.
Ik voel hoe de frustratie zich in me opbouwt. Ik wil zoveel,
maar ik kom geen stap verder in de uitvoering van mijn plannen. Ik denk
voortdurend in cirkels. De flow die er vorige week nog was, is weg. Ik voel in
de verte dat het zinloos is, dat ik moet wachten, me over moet geven aan het
moment. Maar het lukt niet. Ik wil door. Ik wil het. Het moet!
Aangekomen in het kleine en enige stukje bos dat ons dorp
rijk is, vertraag ik eindelijk mijn pas. De zachte grond, de bomen die onbeweeglijk
hoog boven me uit torenen, het onbezorgde gekwetter van de vogels, maken me
bewust van mijn absurde tempo. Naarmate ik verder vertraag, letterlijk mijn beweging
vertraag, voel ik hoe ik uit mijn overactieve hoofd langzaam in mijn lijf zak.
Ik voel weer dat ik voeten heb en benen en een buik. Ik voel hoe de spanning
tegen mijn middenrif drukt en een licht gevoel van benauwdheid veroorzaakt.
Even maakt het me angstig. Maar ik adem rustig door. De angst zakt. De spanning
zakt.
Doordat ik ontspan, doordat ik weer contact maak met mijn
lijf, begin ik me weer veilig te voelen. Veilig genoeg om mezelf te accepteren
zoals ik ben. Veilig genoeg om het obsessieve ideaalbeeld van succesvol
kunstenaar los te laten. Veilig genoeg om me over te geven aan mijn
creatieproces, in welke vorm en in welk tempo dat ook moge plaatsvinden. Ik
hoef niets te bereiken. Ik ben goed zoals ik ben. En langzaam laat ik de
illusie los, de fantasie, dat er iets koste wat het koste moet. Ik moet niets. Wat
er nu niet is, is er nu niet. De inspiratie, de flow, komt heus wel terug, als
de tijd rijp is. Misschien morgen al weer. Misschien pas in het nieuwe jaar. Ik
heb daar geen controle over.
Zo werkt mijn creatieve proces. En zo werkt ook het grootste
creatieve proces: de natuur. Het ritme van de natuur, om me heen en in mezelf,
is geen wet, geen regel, waar ik me aan kan onttrekken als het me zo uitkomt.
De natuur met al haar cycli is de realiteit. En de realiteit is onverbiddelijk.
Langzaam de ene voet voor de andere zettend, geniet ik van
het tweede deel van mijn wandeling. Ik voel me één met de rust om me heen. Zo
wil ik leven, zo wil ik creëren. Stap voor stap, in mijn eigen natuurlijke
tempo. In contact met mijn gevoel, in plaats van zwevend in de soms ongezonde fantasieën van mijn geest. Natuurlijk helpt die geest me ook enorm. Maar vanuit
mijn gevoel komen de juweeltjes, daar zit de echte creatieve magie. Ooit hoop
ik die twee optimaal te kunnen laten samenwerken.
Blijven oefenen, vallen en
opstaan. In dat leerproces zal mijn hoofd nog wel heel vaak op hol slaan. Maar
dan zijn er altijd mijn wandelschoenen en dat kleine bos waar ik al zo vaak
mijn rust hervonden heb. Dankjewel bos, dat je me steeds weer met beide voeten
op de grond zet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten