Feest was het vroeger bij ons thuis als mijn moeder op een gewone zondag na de aardappels, vlees en groente een pak chocoladevla en een maatbeker vol versgeklopte slagroom op tafel zette. Het vooruitzicht op zo’n goddelijke witte klodder in het midden van het kommetje doordeweekse pap deed mij, mijn broertje en mijn vader misschien nog wel het meest, likkebaarden. Zes paar ogen volgden gespannen de lepel waarmee mijn moeder de wolkjes zoete room verdeelde. Want als iemand meer kreeg dan jij, dan lag daar een kans om je eigen portie te laten uitbreiden, hetzij door een kleine toegift van moeder, hetzij door de ongelijkheid eigenlepelig glad te scheppen.
Na drie flinke scheppen en een kleinere voor mijn moeder ging de maatbeker dan driekwart leeg de koelkast weer in, gevolgd door zes teleurgestelde ogen. “Dan hebben we morgen ook nog wat.” Maar wie maalt er om morgen als je voor de uitdaging staat die ene schep slagroom over de veelvoud aan lepels vla te verdelen? Alsof we cocaïne aan het versnijden waren werden de schepjes slagroom afgepast. Het was zaak om genoeg slagroom over te houden voor de laatste happen zonder al te veel concessies te doen aan de smaakbeleving van de eerste. Dat lukte de ene keer beter dan de andere, maar onze leergierigheid was in dezen groot. Zelfs het restkloddertje dat op maandag onze pap sierde werd op den duur vakkundig door ons uitgebaat. We genoten, maar bleven steevast achter met een gevoel van onvervuld verlangen.
Mijn lief heeft ongeveer hetzelfde jeugdtrauma overgehouden aan vla en slagroom. Vandaar dat we, nadat we samen de herinnering eenmaal toe durfden te laten, ons gemis direct gecompenseerd hebben met zo’n zelfde portie slagroom, maar dan voor ons tweeën en het mocht in één keer op. Zij aan zij klopten we ons witte goud, de één goed oplettend dat de ander niet te lang doorklopte en de ander goed oplettend dat de één niet uitschoot met de suiker. De slagroom werd perfect, precies dik, zoet en luchtig genoeg. Daar zaten we dan, ieder met een bak vla, bedolven onder een lawine van slagroom. Het kostte geen enkele moeite om elke hap in al zijn volheid naar slagroom te laten smaken. En toch, het bracht niet het genot van vroeger. Was het de nostalgie die ontbrak? Was onze herinnering na al die jaren de realiteit ontstegen?
Gisteravond hadden we toch weer eens pap met slagroom. En omdat de kas even wat aan de krappe kant is, leek het ons verstandig om het toetje inclusief slagroom over twee dagen te verdelen. “Dan hebben we morgen ook nog wat.” Daar was ie weer, de goddelijke witte klodder. Met minuscule hapjes lepelden we het naar binnen. Bij elke hap was daar weer het verlangen naar de volgende, de hoop dat ook daar de volle, zoete smaak weer door die van de vla heen zou breken. En de zorg of er wel genoeg overbleef tot de laatste hap. Het genot was als vanouds.
Het is echt waar: alles krijgen wat je hartje begeert maakt niet gelukkig. Als iets dat bewijst, dan is het wel chocoladevla met slagroom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten