Voor het derde jaar op een rij voert de energie van de lente mij naar Boom Nummer 2 van Project Hersenspinsels. Na opnieuw een winter van emotionele afstand, borrelt, met het ontvouwen van vers, sappig blad buiten, ook in mijn binnenste de inspiratie als volkomen natuurlijk weer op. Dat vind ik bijzonder. Want als je mij drie jaar geleden had verteld, dat ik over drie jaar nog steeds met dit project bezig zou zijn (en nog niet eens op een derde zou zijn) was ik, ongeduldig en resultaatgericht standje als ik was, er nooit aan begonnen. Inmiddels heb ik geleerd mijn inspiratie en het daaruit vloeiende proces met al haar onvoorspelbare grillen niet te veroordelen, maar te vertrouwen. Een vaardigheid die onontbeerlijk is om geduld en volharding op te kunnen brengen bij een creatief project als dit. Een vaardigheid die ik, net als geduld en volharding, niet dacht te kunnen leren. Maar het leerproces geschiedt, als het verlangen om te leren maar groot genoeg is. Wat moet groeien, zal groeien. En dat blijkt ook te gelden voor een aantal andere creatieve- en levenskunsten, waarvoor Project Hersenspinsels fungeert als één grote leertuin en spiegel.
Zo was die eerste lente, het was 2014, mijn diepe verlangen om mijn hoofd, hart en buik met elkaar te laten samenwerken. Na heel mijn jongvolwassen leven 'uit alleen een hoofd te hebben bestaan', was ik, na voor de zoveelste keer te zijn vastgelopen, jarenlang aan het graven geweest in de gevoelslagen daaronder, naar mijn sensitiviteit, mijn intuïtie, mijn passie. Ik begon een glimp op te vangen van de inspiratie, creativiteit en levensvreugde die zich daar allemaal bevonden en van wat ik ermee zou kunnen. Maar ik zat nog zo vast in de 'veilige' gewoonte van mijn rationele denken, dat mijn verstand al dat innerlijke weten steeds weer overschreeuwde. Balans vinden tussen die twee uitersten, dat wilde ik liever dan wat ook. En dus begon ik, gestuurd door de symboliek vanuit mijn onbewuste, met het spinnen van de draden die de kruin van de boom zouden gaan verbinden met de wortels. Ragfijne draden, kilometers lang. Hele donkere draden en hele lichte en vele tinten daar tussenin. Ik had al een boom gemaakt van dikke snoeren en er waren vele verleidelijke redenen om op dat pad verder te gaan en ook nog vele andere 'briljante' ideeën in mijn hoofd die schreeuwden om uitvoering. Maar iets zei me dat Boom Nummer 2 uit heel veel dunne draden moest worden opgebouwd, hoeveel werk dat ook zou zijn. Ik koos ervoor om die innerlijke, niet beargumenteerde weg te volgen. Daarmee zette ik een hele belangrijke stap in het verbinden van mijn hoofd met mijn hart en buik. En met elke centimeter dunne, breekbare draad die ik, trouw aan mezelf, spon, tegen alle steeds weer terugkerende mitsen en maren en onzekerheden en rationele twijfels in, werd die verbinding steeds een stukje sterker. Al had ik dat toen natuurlijk allemaal nog niet zo door.
De tweede lente had ik een heel andere uitdaging voor de boeg. Daar waar ik dat eerste voorjaar vele uren, relatief onbezorgd, in het zonnetje had zitten spinnen, moest ik nu de confrontatie aangaan met de onbekende duisternis van de schaduwzijde. Van Boom Nummer 2 en... van mezelf... Want ik kon wel mooi in theorie een boom met alle tinten van de regenboog
aan het bouwen zijn. Maar om werkelijk te weten waar ik mee bezig was,
moest ik toch echt ook mijn eigen vijftig tinten grijs ontdekken, ook de allerdonkerste. En laat dat nou precies datgene zijn, waar ik bij het ontspruiten van dat voorjaar mee worstelde.
Aan het einde van die winter had ik een ware zondeval doorgemaakt. Ik (eigenzinnig maar zachtaardig en nooit gemeen persoontje, tenminste zo dacht ik) had verbaal uitgehaald naar een dierbare. Hard, woedend, agressief, voluit, zoals ik nog nooit van mijn leven gedaan had. Uit zelfbescherming, zoals ik dat op dat moment voelde. Maar onnodig, onhandig, buitenproportioneel, respectloos en kwetsend. En aangezien ik als meisje in
deze cultuur geleerd heb, dat ik lief en beheerst hoor te zijn, voelde het achteraf alsof ik de grootste zonde van de wereld begaan had. Dat gewicht heb ik heel die lente en zomer getorst. De zon mocht dan
veelvuldig haar licht schijnen, in mij was het voortdurend donker en
zwaar. Hoe ironisch was het dus, om te beginnen met het bevestigen van
de eerste draden van Boom Nummer 2, die noodzakelijkerwijs het deel aan
de achterkant waren: het donkerste deel, het meest verstopte deel, de
schaduwzijde.
Hoe pijnlijk deze hele ervaring ook was, het moest gebeuren. Om een
gezonde boom te laten groeien, moeten alle onderdelen ruimte en voeding
krijgen en moeten er geen aspecten van zijn wezen verdrukt worden. En
als dat een tijd lang wel is gebeurd, is het des te belangrijker dat die
kanten aan het licht komen, hoe zeer ze ook vergroeid zijn geraakt.
Zodra we onder ogen zien, wat
er werkelijk in ons aanwezig is, kunnen de beschadigde delen van onze psyche helen en ervan leren. Juist van die aspecten van ons, waarvan we geleerd hebben
dat we ze moeten veroordelen en onderdrukken. Ook de woedende feeks in ons, of
de doodsbange lafaard, de egoïst, het verwende nest, de narcist, het
eeuwig verongelukte slachtoffer, of welk aspect van ons wezen het ook
maar is, dat we maar liever in de schaduw laten zitten omdat het ons
niet siert. Terwijl, als we dit verbannen schepseltje eens bij ons
nemen, het recht aankijken, een aai over zijn bol geven, dan blijkt het
helemaal niet zo'n monster te zijn, maar eigenlijk een hele, mooie,
krachtige eigenschap, die zijn monsterlijke proporties slechts gekregen
heeft door, tegenstrijdig genoeg, het feit dat we het keer op keer
hebben verloochend.
Oftewel, als ik eerder in mijn leven geleerd had om mijn agressie vaker,
op een gedoseerde manier, te uiten en mijn grenzen en irritaties eerder, op een
constructieve manier te communiceren, in plaats van altijd maar mijn
mond te houden, was deze uitval nu lang niet zo extreem en buitensporig
geworden. En dan was ik bovendien op vele momenten beter in staat
geweest om voor mezelf op te komen, wat me zowel effectiever had gemaakt
in het nastreven van mijn doelen, als meer op mijn gemak in de omgang
met mijn medemens. Zo is het door duizend en één oorzaken niet
gegaan. Maar als het voor één ding nooit te laat is, is het wel om te leren.
Zowel mijn leven, als Boom Nummer 2, zouden een farce zijn, als ik niet bereid zou zijn om op z'n tijd eens stevig rond te dolen in de krochten van mijn eigen schaduw en al wat ik daar, soms onder dikke lagen pus en etter verborgen, aantref, naar het licht te brengen, teder schoon te boenen, al wiegend in mijn eigen armen te laten genezen en zo te transformeren tot al wat het in potentie in zich heeft. Zodat er een geheel kan ontstaan. En dat is tenslotte wat we willen, als we creatief aan de gang gaan.
Toen met het vallen van de bladeren in oktober de creatieve energie voor dit project voorlopig weer op was, had ik het heel hard nodig om iets zachts, warms en beschermends voor mezelf te maken. Het werd een schapenwollen vest waar ik heel de winter, in heel kleine porties en wederom geduldig, aan heb gewerkt. Het is een heel fijn vest geworden. Zacht, warm en beschermend.
Het kon vervolgens niet anders dan spannend zijn, of ook het derde voorjaar de inspiratie voor Boom Nummer 2 weer zou beginnen met bloeien. En ja hoor, inmiddels heb ik de eerste draden alweer met veel overtuiging en toewijding een plekje gegeven in het geheel. Ik bevind mij nog steeds aan de achterzijde van de kruin, maar nu rechts, waar al aanzienlijk meer licht op valt. En dat is fijn. :) Deze dagen heb ik een opvallende fascinatie voor boomschors. Mijn tuintafel ligt vol met verzamelde stukken bast van dode bomen als Larix en Berk. In de prachtigste tinten en texturen, van donkerrood en leerachtig tot zilvergrijs en mossig. Sommige opgebouwd uit honderden flinterdunne, luchtige laagjes, andere dik en compact. Helemaal lyrisch word ik soms als ik een hele dikke, oude, grillig gevormde stam zie, zoals die van een bepaalde Dennen soort hier in de buurt, die doet denken aan een oeroud, buitenaards berglandschap.
Voor mijn gevoel is er een sterke link met mijn behoefte om zelf een dikkere huid te krijgen. Ik ben, sinds de burnout, zo gevoelig dat ik al van streek raak van het acht-uur-journaal, bang word bij iemands minste afkeurende blik en extreem snel overspoeld raak door geluiden, beelden, geuren, druktes, gesprekken, informatie en heel veel dingen die voorheen ook voor mij normaal te verdragen waren. Mijn leven is er vergaand door beperkt en ontwricht en ook al ben ik dolblij dat ik mijn natuurlijke sensitiviteit en bijbehorende kwaliteiten hervonden heb, deze sensorische hypersensitiviteit hoop ik toch echt te kunnen verminderen. Ik dacht dus even dat werken met boomschors symbolisch gezien nu passender is dan Boom Nummer 2. Maar toen herinnerde ik me dat Project Hersenspinsels juist ook ontstaan is vanuit een fascinatie voor de texturen van boomstammen. Dat is, op meer oppervlakkig niveau, juist wat ik bij Boom Nummer 2 hoop te bereiken door het wikkelen van al die dunne draden: een interessante en aantrekkelijke textuur.
Alleen, en dat is de crux en ook precies wat ik aan het doen ben, zo realiseerde ik me: het is belangrijk om niet slechts een buitenlaag te creëren, maar om die laag te laten ontstaan door een stevig geheel te bouwen, met een stevige kern. Dat is ook wat nodig is om beter beschermd te zijn tegen overprikkeling. Uit het niets een schild om mezelf heen vormen werkt niet. Sterker nog, dan krijg je een leeg pantser en dat wil ik niet. Ik wil juist in contact kunnen blijven met de buitenwereld, juist vanuit mijn gevoel. Niet er als een robot met dik schild doorheen banjeren. En dus moet er iets verstevigen in de kern. Zodat de sensitiviteit die nu eenmaal wezenlijk voor mij is en die bovendien heel veel voordelen heeft, steviger verankerd raakt. En dat heeft weer te maken met wortelen, met leren begrenzen en met allerlei vaardigheden die voorheen verstopt zaten in de schaduwzijden van mijn psyche, tot leven laten komen en hun oorspronkelijke kracht laten aannemen. Maar in de diepste kern gaat het over zelfvertrouwen, over eigenwaarde, over je eigen bestaansrecht claimen. Waardoor je, ook in het tumult om je heen, bij jezelf durft te blijven. Het gaat over stoppen met hyperalert zijn, over stoppen met bang zijn voor het oordeel van anderen en voor andere gevaren die niet werkelijk gevaarlijk zijn. En dat zijn processen, die zitten zo diep, als die beschadigd zijn geraakt in de loop van je jonge leven, dan kun je niet anders dan die wirwar draadje voor draadje ontwarren en opnieuw opbouwen. Ik weet dus, aan het begin van deze derde lente, precies wat mij te doen staat: volharden op mijn weg, nóg meer geduld hebben en blijven vertrouwen op mijn intuïtie en inspiratie. Alles eraan doen om het groeiproces te ondersteunen. En gewoon draadje voor draadje voort bouwen.
Die sterke boom, met al zijn lichte én donkere delen, inclusief krachtige kern en de mooiste schors van allemaal, die gaat er komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten