donderdag 16 juni 2011

Zomervakantie op een zandplaat

Het moet een vreemd gezicht zijn geweest voor het handjevol vissers en plezierzeilers dat in de jaren tachtig de Waddenzee bevoer. In die zomers lag regelmatig een tachtig meter lang binnenvaartschip op een drooggevallen zandplaat, ver genoeg uit de eilandkust dat je die niet meer kon zien. Was het misschien in de problemen? Maar als je dichterbij kwam zag je mannen die de boeg teerden, spelende kinderen langs de waterlijn en de rookpluim van een net ontstoken barbecue. Daar was geen nood aan de man, daar werd vakantie gevierd.

Toen mijn vriend Marco en ik elkaar net een paar weken kenden, vertelde hij me op zo’n regenachtige zondagmiddag waarop het haardvuur denkbeeldig knappert, over de vakanties uit zijn jeugd. Het was in die jaren geen vetpot bij een gemiddeld schippersgezin en een ‘echte’ vakantie zat er voor hem en zijn broers niet in. Wel bood het werk van vader Barend en buurman Voorsluis een andere mogelijkheid: de rivier op en ook de zee. De avontuurlijke eenvoud waarmee de twee gezinnen die vakanties invulden klonk zo romantisch, dat ik op slag ook verliefd werd op de hele familie. Dit is hun bijzondere vakantieverhaal.

Zodra de scholen hun deuren sloten, begaven moeder Aagje en buurvrouw Voorsluis zich met hun kinderen en bagage naar de firma Hoefnagel aan de Lek, dat als enige bedrijf in Nieuw Lekkerland beschikte over een kade waaraan een binnenvaartschip kon aanmeren. Daar was het wachten tot de vaders arriveerden met hun werkschuit. De eerste jaren was dat de sleepboot van vader van de Griend met een duwbak ervoor. Later voeren ze met de Schouwen, het beunschip waarmee buurman Voorsluis producten als zand en grint verscheepte.
Zwembad in het laadruim
De heenreis van de vakantie was tevens de laatste vaart van het seizoen en meestal moest er onderweg nog ergens een lading worden afgeleverd. Zodra het schip klaar was om aan zijn laatste en tevens eerste etappe te beginnen, verschansten de families zich op matrassen aan dek. Meestal ging de reis dan eerst via de Lek naar de haven van Amsterdam. Eenmaal van de lading verlost werd het ene scheepsruim gevuld met water en het andere met zand. De rest van de reis hadden de kinderen een privé zwembad en een enorme zandbak ter beschikking.
Bang dat ze van boord zouden vallen waren hun ouders niet. Dat risico hoorde bij het schippersleven. Marco en zijn broers hebben alle drie leren zwemmen tijdens die vakanties. Watervrees bestond niet, hun vader gooide hen gewoon in het water. “Niet van dat benauwde hoor”, was het motto.

Vanuit Amsterdam begon de oversteek van het IJsselmeer. Daar voeren ze dan met dat lelijke beunschip tussen prachtige oude zeilschepen en luxe jachten. Halverwege, in de haven van Stavoren, was de eerste overnachting. Slapen gebeurde aan boord, in de roef van het schip, in het berghok, in het kleine woonkamertje of zelfs in de stuurhut. Na zo’n lange dag op het water dommelde je dan al schommelend in. “Heerlijk was dat.”

Nieuw terrein verkennen
De volgende dag voer het schip via de Lorentzsluizen de Waddenzee op richting een van de eilanden. Het Wad is niet gemakkelijk te bevaren met haar vele verraderlijke ondiepten. Bleef je binnen de grote vaarroutes dan was er niets aan de hand, maar het was juist zo leuk om nieuw terrein te verkennen. De kinderen mochten helpen met navigeren, door met een verrekijker te speuren naar de nummers op de boeien. Die stonden ook op de kaart en zo wist je of je nog in de juiste vaargeul voer. “Als kind was dat best spannend.”

Het favoriete einddoel was Terschelling, maar ook de andere eilanden werden aangedaan. Op Terschelling lag het schip meestal aangemeerd voor het terrein waar de KNRM haar boeien opsloeg. Dat mocht eigenlijk niet, maar de havenmeester, die buurman Voorsluis kende vanuit zijn werk, kreeg een grote fles rum en kneep dan een oogje dicht. “Dat kon in die tijd nog.” Het was een ideale ligplaats, onder het geruststellende licht van de vuurtoren en met het uitgestrekte Wad als achtertuin. En had je het daar wel weer gezien, dan riep je alle hens aan dek en voer je gewoon ergens anders heen.

Mossel aan een touwtje
Eenmaal geïnstalleerd kon de pret echt beginnen. Soms maakten de gezinnen tripjes als huifkartochten of lange wandelingen over het Wad, maar het grootste deel van de tijd speelden de kinderen in en om het schip. Marco deed (en doet nog steeds) niets liever dan de ene na de andere basaltkei omkeren en kijken welk leven eronder schuilging. Ze verzamelden vaak alikruiken op de damwanden. Die werden dan later gekookt en opgepeuzeld met een naaldje. Of ze hengelden vanaf het dek met een mossel aan een touwtje naar krabben. Zodra het dier die vastgreep haalde je hem binnen. “Het mooiste was als zo’n krab op zijn achterste poten ging staan om zich met zijn scharen te
verdedigen.” Andere kinderen waren bang voor ze, maar Marco en zijn broers pakten ze gewoon op en speelden met ze.

Ook hielden ze eindeloze moddergevechten in het slik van het wad. Alles mocht, niets was te gek. Marco’s ouders lieten hem helemaal vrij. Als hij op onderzoek uitging in de duinen kwamen ze hem niet achterna. Hij vond het heerlijk om er in zijn eentje op uit te trekken en de wereld de ontdekken aan de hand van beestjes en plantjes. Zijn ouders wisten dat hij vanzelf weer terug kwam en vertrouwden erop dat hij zich wist te redden.

Onbewoond eiland
Maar het allerliefst voeren de gezinnen naar een zandplaat ver uit de kust, om daar voor anker te gaan en te wachten tot het eb werd. Zodra het zand boven het terugtrekkende water uitkwam ging de ladder buitenboord en kon het struinen beginnen op de eindeloze vlakte met niets dan zand en water. Als het ook maar een beetje nevelig was, kon je geen enkele kust meer zien en bevond je je alleen op de wereld. Je kon er urenlang spelen met de krabbetjes, garnalen, en jonge schollen die waren achtergebleven in de ondiepe kwelders. Als de wind aanlandig was zweefden er miljoenen roze en blauwe kwallen in het water. Die vingen ze dan in een emmer, steeds groter en groter, tot ze er niet eens meer in pasten. De vaders pleegden ondertussen onderhoud aan de schroef of teerden de boeg. En tegen het einde van de middag ging de barbecue aan, waarop zelfgevangen vis ging. “Het was alsof je op een onbewoond eiland zat.”

Beresterk
Tot de reddingsbrigade opeens voor hun neus voer. Ze waren gewaarschuwd door mensen die het schip hadden zien liggen en dachten dat het in de problemen was geraakt. “Maar wij waren gewoon aan het recreëren.” Er ging echter wel degelijk eens iets mis. De toen zevenjarige Marco was eens met een rubberbootje de zee opgeroeid, net toen het tij keerde en het water de andere kant op begon te stromen. Met een noodgang dreef hij het Wad op, steeds verder bij het schip vandaan. De buurjongen die het zag, roeide in de stalen reddingssloep van de Schouwen naar hem toe, maar kon de twee boten samen amper op hun plek houden in de sterke stroming. Barend van de Griend dook toen het water in, bond het afmeertouw van de reddingssloep om zijn middel en sleepte het stel al zwemmend terug naar de kant. “Die man was beresterk.”

Bij de Schouwen hoorde ook een Zodiac, een rubberen motorsloep. Daarmee gingen de families het Wad op om te zwemmen en te vissen. Ze barbecueden dan bij eb op een andere zandplaat. Op een keer hadden Barend van de Griend en buurman Voorsluis de rest daar afgezet, omdat zij nog reparaties wilden doen aan het schip. Ze zouden hen later weer ophalen. Maar het tij kwam zo snel opzetten, dat de kinderen al tot hun middel in het water stonden toen de vaders eindelijk aan kwamen varen, met al hun spullen boven hun hoofd. De buurmeisjes stonden te gillen dat ze beesten tussen hun tenen voelden. “Dat waren hilarische maar ook best spannende momenten.”

De familie van de Griend ging dan misschien niet naar het buitenland, naar luxe vakantieparken met tropische zwembaden, of van het ene cultureel verantwoorde uitje naar het andere, maar Marco en zijn broers hebben, misschien wel juist daardoor, onvergetelijke vakanties gehad. De meeste kinderen gingen één of twee weken op vakantie, zij bleven de hele zomer weg. “Zes weken lang buiten spelen, wat wil een kind nog meer?”

3 opmerkingen:

  1. Haha een leuke terugblik in de tijd. Ach ja dat heeft toch iets ontroerends ik bedoel maar dat die tijd nooit meer terugkomt. Goed hij heeft nu een leuke dame om zijn herinneringen mee te delen en dat maakt alles draaglijk.....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. heel herkenbaar wij waren met negen kinderen thuis mijn vader werkte op een scheepswerf waar wij vele uren (weken) doorbrachten,even varen er was altijd wel een zijlboot voor handen(die je even leende)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ja Peter de nostalgie droop inderdaad van het verhaal af. Heerlijk! En ach, elke fase en tijd heeft zijn charme.
    Negen kinderen Bas, dat is veel! Ook al weet ik wel dat dat in die tijd geen uitzondering was. Wel gezellig ook. Leuk dat het verhaal herkenning oproept. Blijkbaar heb jij ook een heerlijke tijd gehad al die uurtjes op het water.

    BeantwoordenVerwijderen